Bevoegdheid van: Jan Jambonminister van Financiën en Pensioenen

meer rechtszekere O&O-omzendbrief

Waarom zou deze administratieve praktijk moeten worden afgeschaft of vereenvoudigt:

Context: Behandeling van O&O-programma’s in het fiscale stelsel

In België kunnen ondernemingen een gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing verkrijgen voor onderzoekers die actief zijn in onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten en programma’s (O&O). Deze maatregel is gebaseerd op artikel 275³ van het Wetboek van Inkomstenbelastingen (WIB 92). Binnen die regeling speelt de administratieve erkenning door BELSPO en de correcte aanmelding van projecten of programma’s een centrale rol. BELSPO beoordeelt onder meer of het werk onder de wettelijke definities van fundamenteel onderzoek, industrieel onderzoek of experimentele ontwikkeling valt, en of de betrokken onderzoekers over geschikte diploma’s beschikken. 

Knelpunten: Onduidelijkheden en praktische bezwaren

Er is een fundamenteel spanningsveld tussen de dynamische aard van O&O-werk en de administratieve logica die programma’s vaak benadert alsof het projecten zijn met een vaste begin- en einddatum. Deze benadering creëert juridische en praktische valkuilen: bedrijven voelen zich verplicht einddata te formuleren of kunstmatig te schuiven bij elke wijziging, om aan de formaliteiten te voldoen. Dat botst met de realiteit waarin R&D doorgaans geleidelijk evolueert. De voortdurende verplichting om programma’s te actualiseren leidt tot hoge administratieve lasten zonder meerwaarde, zeker wanneer inhoudelijke wijzigingen minimaal zijn. De nieuwe vereiste om “wereldwijd vernieuwend” te zijn is problematisch: dit criterium mist juridische basis, benadeelt incrementele innovatie en is in vele gevallen onmogelijk te verifiëren. Richtlijnen moeten uitgaan van de wettelijke definities uit het WIB, en niet van bijkomende criteria zonder wettelijke grondslag (“gold plating”).

Oplossingsrichtingen: Vereenvoudiging, duidelijkheid en proportionaliteitEen aantal aanpassingen dringt zich op in de nieuwe richtlijnen voor 2025 i.v.m. de aanmelding en facultatieve bindende advisering van onderzoeksprojecten- programma’s

Het onderscheid tussen programma’s en projecten moet helderder en praktischer worden gedefinieerd, waarbij het dynamisch karakter van programma’s wordt erkend. Dit impliceert ook dat actualisatieverplichtingen versoepeld worden.  Voor programma’s die voortbouwen op bestaande lijnen, zou een beknopte herverantwoording moeten volstaan. Daarnaast is het wenselijk dat BELSPO een referentiedatabank opzet van eerder erkende diploma’s, zodat reeds gevalideerde titels automatisch erkend kunnen worden. Dit bespaart tijd en verhoogt rechtszekerheid. Ook moet de vereiste om “wereldwijd vernieuwend” te zijn, herbekeken worden: dit criterium mist juridische basis en benadeelt incrementele innovatie. Richtlijnen moeten uitgaan van de wettelijke definities uit het WIB, en niet van bijkomende criteria zonder wettelijke grondslag (“gold plating”).