Bevoegdheid van: Jan Jambonminister van Financiën en Pensioenen

Geen navordering als belasting al werd betaald

Waarom zou deze administratieve praktijk moeten worden afgeschaft of vereenvoudigt:

Context

De bedrijfsvoorheffing (BV) is een voorschot op de personenbelasting dat wordt ingehouden door de schuldenaar van het inkomen, meestal een werkgever of vennootschap. Bij voordelen van alle aard (VAA), zoals het privégebruik van een bedrijfswagen of woning, geldt in principe ook een inhoudingsplicht van BV.

Het gebeurt echter regelmatig dat een vennootschap geen of te weinig BV inhoudt op een VAA, bijvoorbeeld door een fout of misinterpretatie. Wanneer de fiscus dit vaststelt tijdens een controle, vordert zij de BV alsnog bij de vennootschap. Tegelijk blijkt uit de belastingaangifte of de aanslag in de personenbelasting dat het VAA wel degelijk werd opgenomen in de belastbare grondslag van de genieter, en dus reeds effectief werd belast.

Volgens de geldende beginselen van het fiscaal recht is de BV een voorafname op de eindbelasting, en dus een betalingsmodaliteit. Indien de belasting reeds definitief werd geïnd via de personenbelasting, is het nut van navordering van BV vanuit materieel oogpunt beperkt of zelfs overbodig.

Probleemstelling

 De huidige toepassing leidt tot situaties waarbij de fiscus de vennootschap alsnog een boete of nabetaling van de bedrijfsvoorheffing oplegt, zelfs wanneer het voordeel volledig en correct werd belast in de personenbelasting van de verkrijger.

Dit creëert een dubbele belastingdruk en wordt als onredelijk ervaren door ondernemingen, omwille van:

Het ontbreken van fiscaal nadeel voor de schatkist: er is geen belastingontwijking of -verlies, omdat het inkomen reeds effectief werd belast.

De disproportionaliteit van sancties: in veel gevallen gaat het om loutere vormfouten of onopzettelijke nalatigheid.

Een inefficiënt gebruik van middelen: administratieve controles leiden tot navorderingen zonder reëel fiscaal nut, wat contraproductief is voor zowel ondernemingen als fiscus.

Hoewel er rechtspraak bestaat die begrip toont voor deze redenering, blijft de formele praktijk van de administratie gericht op strikte naleving van de inhoudingsplicht.

Oplossing

Een wetswijziging of administratieve verduidelijking is aangewezen om te vermijden dat de fiscus nog bedrijfsvoorheffing vordert in situaties waarin:

het voordeel van alle aard volledig en correct werd aangegeven in de aangifte van de genieter; én

de verschuldigde personenbelasting effectief werd betaald.

Concreet:

Voeg een bepaling toe aan artikel 270 WIB 92 (inzake de inhoudingsplicht) of artikel 228 van het KB/WIB 92 (inzake bezoldigingen), waarin wordt bepaald dat geen navordering van BV wordt uitgevoerd wanneer objectief en verifieerbaar kan worden aangetoond dat het betrokken voordeel reeds belast is via de personenbelasting van de verkrijger.

Voorzie in een bewijsregeling waarbij de vennootschap, op basis van de aanslagbiljetten of belastingaangifte van de genieter, dit effectief kan aantonen.

Maak een administratieve circulaire op die deze regeling operationaliseert en zorgt voor eenvormige toepassing door controleambtenaren.

Deze verduidelijking zou de coherentie van het fiscale systeem versterken, dubbele heffing vermijden, en zorgen voor een evenwichtige benadering van de inhoudingsplicht op voordelen van alle aard.