Officiële naam:
Wet betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen. Administratieve praktijk DVZ mbt art 61/25-2,§2
Waarom zou deze administratieve praktijk moeten worden afgeschaft of vereenvoudigt:
Het betreft aanvragen vanuit kort verblijf.
Artikel 4 §2 van de herschikte richtlijn single permit 2024/1233 van 24 april 2024 (te implementeren tegen mei 2026) bepaalt in fine dat een lidstaat overeenkomstig zijn nationale recht aanvragen voor een gecombineerde vergunning kan goedkeuren die worden ingediend door andere onderdanen van derde landen die legaal op zijn grondgebied verblijven.
In België zijn aanvragen voor een gecombineerde vergunning vanop het grondgebied in theorie ook mogelijk voor derdelanders die in België zijn op basis van een wettig kort verblijf van maximaal 90 dagen (art. 61/25-2, §2 wet 15 december 1980).
In de praktijk is het echter zo dat deze optie eerder theoretisch is aangezien hier omwille van een administratieve praktijk van Dienst Vreemdelingenzaken enkel gebruik van kan worden gemaakt indien de werknemer zich in België bevindt zowel op het ogenblik van de aanvraag van een gecombineerde vergunning als op het moment van de goedkeuring hiervan, hetgeen gezien de actuele doorlooptijden van 4 à 5 maanden in contrast met het kort verblijf dat beperkt is tot 90 dagen (3 maanden) niet mogelijk is.
Dit zou kunnen worden verholpen door toe te staan dat de aanvraag voor een gecombineerde vergunning wordt ingediend terwijl de werknemer zich nog in het buitenland bevindt, terwijl de goedkeuring van de gecombineerde vergunning op verzoek van de werknemer wordt verzonden naar de gemeente in België waar deze zich tegen die tijd bevindt.
Dit zou de werknemer toelaten om reeds eerder naar België te reizen (bijvoorbeeld om huisvesting te zoeken), de aanvraag van een visum lang verblijf (visum D) over te slaan (hetgeen een onnodige stap is voor werknemers met een visumvrijgestelde nationaliteit) en de gecombineerde vergunning onmiddellijk via de gemeente te ontvangen.
De praktijk van de Dienst Vreemdelingenzaken zou dan ook in die zin moeten worden aangepast dat wordt toegestaan dat de aanvraag voor een gecombineerde vergunning wordt ingediend terwijl de werknemer zich nog in het buitenland bevindt, terwijl de goedkeuring van de gecombineerde vergunning op verzoek van de werknemer wordt verzonden naar de gemeente in België waar deze zich tegen die tijd bevindt, hetgeen in concreto betekent dat een wijziging in de loop van de procedure van de dienst waarnaar de beslissing van DVZ moet worden verstuurd (consulaire post dan wel gemeente) moet worden mogelijk gemaakt.